MISVERSTANDEN OVER HET INTERNET

NRC Handelsblad, medio 1994

Het Internet is in. Het internationale computernetwerk groeit op
een uitzinnige manier en er is steeds iets nieuws mee aan de hand:
veiligheidskwesties, commercieel gebruik, merkwaardige
sociologische verschijnselen, u zegt het maar. Er wordt veel over
gepubliceerd en gepraat. Het is snel, goedkoop, en democratisch.
Je kunt er alles doen en krijgen wat je maar wilt:
computerprogramma's binnenhalen, post versturen, discussi*eren,
afspraken maken, het antwoord zoeken op een vraag, zomaar
ouwehoeren of alleen rondkijken. Iedereen die wil kan meedoen.

Is het Internet inderdaad het nieuwe land van de onbegrensde
mogelijkheden? Of is er ook een harde werkelijkheid en zijn de
pioniers onder de techneuten en journalisten wat al te
enthousiast? Het is in ieder geval tijd om een paar veel
voorkomende misverstanden te signaleren.

Misverstand 1: Het Internet is goedkoop. Dat ligt er aan.
Het is bijzonder goedkoop voor iedereen die er bij zijn werkgever
over kan beschikken. Dan merk je van de kosten helemaal niets.
Een veel gehoorde bewering is verder dat een elektronisch
postbericht naar Japan ongeveer een dubbeltje kost. Dat is net
zoiets als bij het autorijden alleen de kosten van de benzine
meerekenen. Hoe ligt het voor een particulier die 'op' het
Internet wil?

Je hebt het volgende nodig: een computer, een telefoon, een
communicatieprogramma en een modem om je computersignalen het
telefoonnet in te krijgen, en een abonnement bij een instantie
die een Internetaansluiting regelt.

Laten we coulant zijn en aannemen dat de telefoon en de computer
er al staan (hoewel de nieuwste Internet-mogelijkheden
programmatuur vereisen die op zijn beurt een nogal moderne
computer noodzakelijk maakt, dus soms zal het op modernisering
uitdraaien). Een communicatieprogramma valt te ritselen. Voor een
modem kun je 500 gulden uittrekken; dat komt grofweg neer op 150
gulden afschrijving en 30 gulden rente per jaar, dus een
kostenpost van 15 gulden rente en afschrijving per maand.

Een Internetabonnement voor particulieren kost bijvoorbeeld 25
gulden per maand (Stichting Hack-Tic, Amsterdam) of 5 gulden per
gebruiksuur (Stichting Knoware, Utrecht). En dan zijn er de
telefoontikken. De kosten daarvan lopen uiteen van %e%en gulden
per uur lokaal 's avonds tot 12 gulden interlokaal overdag. Omdat
lang niet iedereen lokaal kan bellen naar een Internetverstrekker
is vijf gulden per uur telefoonkosten een goede indicatie.

Nemen we vijf gebruiksuren per maand als makkelijk rekenvoorbeeld
dan hebben we per uur drie gulden modemkosten, vijf gulden
telefoon en vijf gulden voor de Internetaansluiting, samen
dertien gulden per uur. Dat is niet krankzinnig duur maar het is
zeker niet gratis. Binnenslands is een fax voor een particulier
aanzienlijk goedkoper dan elektronische post. De kosten van het
spreekwoordelijke e-mailtje naar Japan zijn ongeveer even hoog
als die van een briefkaart per luchtpost (negentig cent), want
vier minuten on-line ben je zo. Je betaalt daarnaast zelfs
voor het antwoord, want daarvoor moet je ook inloggen.

Bij grote hoeveelheden post dalen de kosten per stuk, maar dan
moet je de gewoonte aanleren de post off-line te schrijven
en te lezen en alleen voor het transport 'in te loggen'. Veel
mensen krijgen die discipline er niet in en dan wordt het nog
veel duurder. Elektronisch is vaak wel sneller dan de postbode maar
dat is niet eens zeker; daarover straks meer.

Veel 'informatie' is gratis op het Internet. In de solidaire wereld van
computerliefhebbers is dat steeds zo geweest en dat zal zo
blijven ook. Maar de hoeveelheid informatie die geld kost neemt
toe. Nieuwsdiensten, elektronische tijdschriften, financi*ele,
juridische en farmaceutische databanken - er moet voor worden
betaald, en terecht. Met de goedkoopte van het Internet zal het
in toenemende mate tegenvallen.

Misverstand 2: Het Internet is er voor iedereen. Zolang er
in Nederland mensen zijn die zich zelfs geen krant en telefoon
kunnen permitteren is deze visie niet moeilijk te weerleggen, om
nog maar te zwijgen van de miljarden mensen in
ontwikkelingslanden die noch de kennis, noch de middelen hebben
om aan een global village deel te nemen.

Verder zijn er ook in Nederland honderdduizenden, zo niet
miljoenen, die hun TV niet kunnen afstemmen, de weg kwijt raken
in Teletekst, hun video niet programmeren en geen camcorder
durven hanteren. Van de computer kennen ze %e%en toepassing: die
waarmee ze tussen negen en vijf moeten werken. Hoe moeten deze
mensen een modem aansluiten, communicatiesoftware installeren, en
zich vertrouwd maken met alle bijbehorende handleidingen alvorens
te gaan datareizen?

Als je je kunt laten bijstaan door een afdeling Automatisering,
zelf de juiste technische achtergrond hebt of bemiddeld genoeg
bent om een leverancier de kastanjes uit het vuur te laten halen,
hoor je bij een nieuw soort bovenlaag waarvan de sociale
betekenis nog duidelijk moet worden. Wie stelt dat het Internet
voor iedereen bereikbaar is, kijkt niet verder dan de eigen
omgeving.

Misverstand 3: Op het Internet vind je nieuws rechtstreeks van
de bron. Via e-mail, nieuws- en discussiegroepen kunnen alle
gebruikers nieuwtjes en meningen aan elkaar kenbaar maken. Het is
leuk je gedachten openbaar te kunnen maken maar het is minder
leuk om als lezer te worden geconfronteerd met honderden
wezenloze berichten over een onderwerp dat bij een meer
gedisciplineerde behandeling interessant zou zijn. Omdat er
niemand is die selecteert is dit deel van het Internet als een
ingezonden brieven-rubriek waarbij onvoldoende wordt gelet op
lengte en kwaliteit van de bijdragen.

Het is, kortom, moeilijk te bepalen wat je moet lezen, en wat je
moet geloven van wat je leest. Nieuws 'rechtstreeks van de bron'
is een illusie. Langzamerhand wordt op het Internet dan ook het
wiel opnieuw uitgevonden: bij elektronische tijdschriften staat
een redactie garant voor de selectie van interessante en
feitelijk juiste stukken.

Misverstand 4: Via het Internet is men goed en snel
bereikbaar. Zo zou het mogelijk zijn de groten der aarde even
een e-mailtje te sturen om ze op hun fouten te wijzen. Zeker kan
dat, maar niemand moet denken dat van al deze
mededelingen kennis genomen wordt. Je hoeft nog niet eens Al Gore
te heten om honderden elektronische berichten per dag te krijgen,
zo heeft een (niet representatieve) bliksemenqu&ete van NRC
Handelsblad onder hoogleraren uitgewezen. Een brede subtop
ontvangt enkele tientallen berichten per dag. Dit probleem wordt
door elke getroffene op zijn eigen manier opgelost. De %e%en
gooit het leeuwedeel ongelezen in de elektronische prullenbak, de
ander laat de post door ondergeschikten behandelen. Weg
persoonlijke bereikbaarheid.

Zelfs tamelijk gewone e-mailgebruikers ondervinden dus al last
van het succes van het net. Laat staan dat figuren als Bill
Clinton of Bill Gates, van wie de adressen tot vervelens toe zijn
gepubliceerd, al hun post zouden beantwoorden of dat zij dat
persoonlijk zouden doen. Het is wat dat betreft net echte post.

E-mail is in seconden te bestemder plekke. Maar dat wil nog niet
zeggen dat het altijd snel wordt gelezen of dat je snel antwoord krijgt.
Sommige mensen zijn met hun e-mail net zo laks als met papieren
brieven; ook komt het voor dat elektronische post niet aankomt.
Of je hartekreet belandt ergens in een dikke elektronische
stapel: een mailtje van NRC Handelsblad aan president Clinton
(met daarin de vraag hoeveel e-mail hij per dag ontvangt) was na
een week nog niet beantwoord. Het kan ook zijn dat voor een
antwoord veel tijd nodig is. Zou het mogelijk zijn aanvragen voor
huursubsidie elektronisch in te dienen dan zou de procedure niet
significant worden bekort. De tijd die nodig is voor het
beoordelen van de aanvraag is immers de beperkende factor. Ook
hier onderscheidt elektronisch berichtenverkeer zich niet van
gewone post.

Voor particulieren is e-mail extra onhandig omdat ze speciaal
moeten inloggen bij hun net-organisatie. Ze moeten moeite doen
om bij hun brievenbus te komen, voor het posten van brieven zowel
als voor het in ontvangst nemen van de binnengekomen post. Dat
doe je niet vaker dan %e%en keer per dag - en je kunt er zeker
niet vanuit gaan dat de geadresseerde dat wel doet. Voor
particulieren is elektronische post daardoor nauwelijks sneller
dan de posterijen, en zeker minder handig dan de fax.

[Hoe kan het dan dat in kranteartikelen over het Internet gewag
wordt gemaakt van deskundige x of y die, elektronisch
geraadpleegd, binnen vijf minuten met antwoord op de proppen
komt? Dat is eenvoudig te verklaren: als je je kenbaar maakt als
journalist (of beter nog: als journalist met haast) dan willen ze
wel. De snelle reactie is dan te mooi om niet op te schrijven.
Raadpleegt Pietje Puk dezelfde expert dan heeft hij veel meer
kans te moeten wachten of te worden afgescheept.]

Misverstand 5: Het is leuk om zomaar van het Internet gebruik
te maken. 'Datareizen', 'rondhangen', 'cyberspace verkennen',
'browsing', het is inderdaad leuk voor degene die het doet. Minder
leuk kan het zijn voor mensen die serieuze toepassingen in
gedachten hebben en daar op een of andere manier van afhankelijk
zijn. Tot nu toe is er geen sprake van systematische filevorming op
het Net, maar dat wil niet zeggen dat het niet zou kunnen. Er
worden Megabytes verslonden alsof het er niet toe doet.
Kleinschalige voorbeelden zijn het oeverloze gekwek in de
discussiegroepen, de spellen die over het Net gespeeld worden en
de merkwaardige gewoonte om in elektronische antwoorden te
citeren uit eerdere correspondentie - alsof men zijn eigen
brieven niet kent.

Maar deze verschijnselen verbleken bij de recente opkomst van het
World Wide Web, een toepassing die gebruikers in staat stelt om
met een klik van de muis door grote hoeveelheden informatie te
bladeren, waarbij elke pagina van een andere uithoek van de
wereld afkomstig kan zijn. Heel wat mensen bestrijden zo hun
verveling. Door de grafische aard van de informatie (er kan zelfs
bewegend beeld bij zitten) en het gemak waarmee men van de ene
bladzij naar de andere kan springen is dit een extreem data-intensieve
activiteit.

De Stichting NLnet in Amsterdam, die het Nederlandse deel van het
Internet beheert, heeft het aantal aansluitingen in de tien jaar
v%o%or 1994 jaarlijks met 40% zien groeien. Maar het dataverkeer
verdubbelde daarbij elk half jaar! En alsof dat nog niet genoeg
was, is de omvang van het verkeer in het eerste half jaar van 1994
vervijfvoudigd. Geen enkele infrastructuur is op den duur
tegen dergelijke groeicijfers bestand.

Het Internet geeft geen garantie dat verstuurde informatie
binnen een bepaalde tijd aankomt. Op drukke momenten is het net
merkbaar trager. Wil een toepassing als videovergaderen via het
Internet ooit van de grond komen dan moet een bepaalde snelheid
kunnen worden gegarandeerd. Het Internet heeft op het ogenblik
geen autoriteiten die wat dan ook kunnen garanderen. Of er een
oranisatiestructuur groeit die paal en perk stelt aan het smijten
met Megabytes (door tarieven of andere voorschriften), of de
audio- en videotoepassingen zullen sneuvelen, of dat er andere
oplossingen zullen worden gevonden is op het ogenblik niet te
voorspellen. Aangeslotenen bij het Nederlandse NLnet betalen
overigens al een tarief 'per bit'. Nederland heeft hiermee een
uitzonderingspositie.

Misverstand 6: Het is heel dom als je je niet op het Internet
laat aansluiten. De sterke punten van het Internet zijn:
communicatie en informatie, gekoppeld aan snelheid. Van die
voordelen profiteer je alleen optimaal als je een aansluiting
hebt op het werk. Dat optimale profijt is alleen noodzakelijk als
je bijzondere behoeften hebt, meestal beroepshalve. In het
normale maatschappelijk leven is de snelheid nergens voor nodig
en zijn de traditionele media krant, bibliotheek, telefoon en
post ruimschoots toereikend. Het Internet is voor priv%epersonen
net zoiets als de televisie: niet nodig, wel lollig.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Véértig in z'n 5

Was dit uw hoedje?