Misverstanden over mondkapjes
Aldus een tweet die ik op
zaterdag 2 mei plaatste. Er volgde een interessante discussie met
tientallen verschillende twitteraars waarin allerlei effecten, voor-
en nadelen van het dragen van mondkapjes aan de orde kwamen. Omdat
waarschijnlijk niemand behalve ikzelf alle vertakkingen van deze
discussie waarnam, leek het me nuttig de gedachtenwisseling samen te
vatten in een artikel.
Er is veel geharrewar rond die
mondkapjes. Verschillende landen stimuleren ze of stellen ze
verplicht, soms onder bepaalde omstandigheden zoals in het openbaar
vervoer of bij verzorgende activiteiten. In Nederland worden ze niet
door de overheid gepropageerd. De argumenten om dat niet te doen zijn
tegenstrijdig:
1. Er zijn er te weinig en de
zorg heeft ze nodig, en
2. Ze werken niet en/of ze
zijn niet zinvol.
Argument 2 kan dan verder
worden uitgewerkt, bijvoorbeeld: ze werken niet want ze worden vaak
verkeerd gebruikt. Of: ze zijn niet zinvol omdat we toch al
anderhalve meter afstand houden. Daarmee wordt het iets minder
tegenstrijdig, want in de zorg gebruikt iedereen zijn kapje
natuurlijk wel correct en de anderhalve meter is daar vaak geen
optie. Maar het voelt toch ongemakkelijk. Waarom zijn de kapjes in
andere landen wel een belangrijk element in de coronabestrijding?
Wordt er in Nederland soms naar het gewenste antwoord – alle
beschikbare kapjes naar de zorg – toegeredeneerd?
De gedachte achter mijn tweet
was simpel: mondkapjes vormen een barrière. Waar ze ook van gemaakt
zijn en hoe ze ook worden gebruikt. Het kan niet anders of zo’n
barrière verlaagt
de kans dat de ene persoon de andere besmet. Als iedereen kapjes
gebruikt, heb je per contact zelfs twee van die barrières.
Behalve dat dat vanzelf
spreekt, zijn er ook wetenschappelijke onderzoeken die dat staven.
Hier zijn er twee:
Bottom line: er is een
werking, en die is vooral dat een drager het virus minder verspreidt.
Toch komen hoogopgeleide
personen, soms zelfs met beleidsfuncties, met tegenargumenten.
Hoogleraren, vakjournalisten, beleidsmakers. Bijvoorbeeld:
1. Er komen bij hoesten en
praten echt wel druppeltjes voorbij dat masker.
2. Zeker als het ding
onoordeelkundig wordt gebruikt, bijvoorbeeld niet goed wordt
bevestigd.
3. Mensen veranderen hun
gedrag, gaan bijvoorbeeld meer naar buiten of komen dichter bij
elkaar, waardoor het risico weer toeneemt.
4. Als het kapje niet vaak
genoeg wordt vervangen of gewassen, wordt het zelf een bron van
besmetting wanneer het bijvoorbeeld met de handen wordt aangeraakt.
5. Dat ze werken mag dan
aannemelijk zijn, het is niet bewezen dat ze ziektegevallen
voorkomen.
Geen daarvan ontkracht de
essentie van mijn argument: je plaatst een obstakel dus dat er enige
werking moet zijn, is evident.
Ad 1: wie zei dat de werking
perfect moest zijn? Straks meer daarover.
Ad 2: dat sommige mensen iets
verkeerd zullen doen, doet alleen af aan de werking in die gevallen.
Waarschijnlijk blijft er dan toch enige werking over; in ieder geval
hou je meer effect bij mensen die de kapjes correct toepassen.
Ad 3: eigenlijk hetzelfde –
dit geldt alleen voor de mensen die zich riskanter gaan gedragen,
niet voor de rest. Zelfs voor zulke compensatiezoekers is het niet
aannemelijk dat het risico per saldo toeneemt. Je winst wordt minder.
Maar bij mensen die hun gedrag niet veranderen, hou je de volledige
baten. Opnieuw geen reden om van de maatregel af te zien. De
vergelijkingen liggen hierbij voor het oprapen, bijvoorbeeld met
veiligheidsgordels of bouwhelmen. De meeste mensen gaan daarmee niet
op zoek naar meer risico. Dat een enkeling dat wel doet, maakt de
beveiliging niet zinloos. De uitdrukking ‘een vals gevoel van
veiligheid’ geeft zodoende een vals gevoel van onveiligheid.
Ad 4: ook hiervoor geldt dat
dit nadeel er alleen kan zijn wanneer er eerst een voordeel is,
namelijk dat er de nodige virusdeeltjes zijn tegengehouden. Bovendien
houdt het kapje over het algemeen virus tegen dat van de drager
vertrekt, als deze hoest of praat. Dan is dit geen serieus gevaar,
want de veronderstelling is dat die toch al is besmet. Komt het virus
van een ander, dan zal het kapje ook in dat geval de besmettingskans
hebben verminderd voordat het een geringere besmettingskans
introduceert. Die besmettingskans zal geringer zijn omdat het virus
een aantal extra sprongen moet maken – van het kapje naar de hand
naar het gezicht – en dan ook weer alleen in die gevallen die de
regels slecht toepassen.
Ad 5: deze is speciaal
ergerlijk. Dit is de wetenschappelijke houding: ‘Bewijs het eerst
maar eens.’ Daar hebben we nu geen tijd voor. Ter herinnering:
hierboven staan verwijzingen naar onderzoek dat vermindering van
blootstelling laat
zien. Gaan we nu op alle slakken zout leggen en eerst onderzoeken of
dat ook minder ziekte
betekent?
Hoe zou dat moeten op een ethisch verantwoorde manier? Waar is
trouwens het dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoek dat de
werkzaamheid van de anderhalve meter bewijst? Waar is het onderzoek
dat al die vage nadelen kwantificeert?
De nadelen die hierboven
worden genoemd heten ‘tweede-ordeëffecten’. Eerst werkt het
kapje, bij de meeste mensen. Dat is het eerste-ordeëffect. Pas als
dat er is, kan bij sommige mensen, misschien, en dan nog in mindere
mate, het nadeel zich voordoen. Dat is het tweede-ordeëffect. Dat
nadeel weegt waarschijnlijk zelfs in die gevallen niet op tegen het
voordeel en wordt daarmee zeker voor de hele bevolking geen
doorslaggevend probleem.
Overigens heb je ook
tweede-ordeëffecten die de goede kant op werken, bijvoorbeeld een
psychologische werking. Mondkapjes in het straatbeeld herinneren
mensen aan de pandemie en aan de voorschriften. Sommige personen
zullen dan juist beter afstand houden.
Er kwam in de discussie op
Twitter nog een zesde argument voorbij, of liever een vraag: hoe
groot zou het effect van het dragen van mondkapjes precies zijn? Als
het veel geringer is dan het effect van afstand houden, kun je het
net zo goed laten.
Deze vraag valt niet precies
te beantwoorden omdat er zoveel verschillende soorten kapjes zijn
(zeker als er zelfgemaakte in de mix worden gegooid) en omdat
inderdaad verschillende mensen ze verschillend gebruiken. Maar
terwijl we ons dat zitten af te vragen, gaan mensen alweer meer de
deur uit, verslapt op straat de discipline en morren ondernemers die
hun zaken willen heropenen. Waarom kan in bijvoorbeeld Zuid-Korea de
maatschappij gewoon doorfunctioneren, zonder lockdown maar met
mondkapjes?
Het antwoord is meervoudig en
er komt testen in voor, opsporen van contacten en dergelijke (en
vroeg ingrijpen, maar daarvoor is het hier al te laat). Maar de
kapjes hebben er ook een functie in, en die is belangrijker dan je
zou denken. Als je denkt aan het nut van het dragen van een
mondkapje, ben je geneigd te denken aan één overdracht van het
virus. Stel een kapje werkt maar zeer ten dele; het reduceert de kans
op overdracht gemiddeld met 30%. Dus in 70% van de gevallen die
besmet zouden zijn zonder kapjes, vindt alsnog besmetting plaats.
Slechte kapjes, ze werken niet! Vals gevoel van veiligheid!
Nu maken we er voor de
overzichtelijkheid een spel van, met duidelijke aparte
besmettingsrondes. Als iederéén deze slechte of slecht gebruikte
kapjes draagt, heb je na de eerste ronde 70% van de besmettingen die
je anders zou hebben gehad. Laten we zeggen dat een ronde twee weken
duurt, de incubatietijd. Wat veel mensen zich niet bedenken, is dat
er daarna meer rondes volgen. Na de tweede ronde heb je nog maar 49%
van de gevallen die je anders gehad zou hebben: 0,7 maal 0,7. Na de
derde: 49% maal nog eens 0,7 is 34%. Dit is exponentiële krimp.
Na zeven rondes, veertien weken, heb je nog maar 8% van de
besmettingen die je zonder mondkapjes had gehad.
Dit is een rekenvoorbeeld,
maar de exponentiële werking is er altijd. Bij elk percentage
werking dat je aanneemt, hoort een periode waarin je onder de 10%
komt. Werken de kapjes slechts voor 15%? Dan is het veertien rondes,
ruim een half jaar. Werken ze voor 50%, misschien dank zij een
voorlichtingscampagne en distributie door de overheid van goede
kwaliteit kapjes? Dan zit je na vier rondes op 6%. Zo kunnen
mondkapjes een belangrijke bijdrage leveren aan het intomen van de
pandemie. Liever dan ze voor de zekerheid niet te gebruiken, moet je
ze voor de zekerheid wel gebruiken.
Iemand
op Twitter reageerde: als een kapje dezelfde werking heeft als 5 cm
extra afstand houden, doe ik dat laatste wel. Gevat, maar niemand
loopt met een rolmaat over straat. Net als bij mondkapjes weten we
ook van afstand houden niet precies hoe goed het werkt. Andere landen
houden het op 1 meter 80 (‘six feet’) of twee meter (Duitsland),
dus volgens de experts in die landen zijn wij behoorlijk gevaarlijk
bezig. En voor veel mensen is het omgekeerde juist van levensbelang:
als een kapje ze toestaat minder afstand te houden en hun beroep weer
uit te oefenen, zullen ze er graag een dragen. Denk
bijvoorbeeld aan
fysiotherapeuten
en
hun klanten (bij
tandartsen of klanten van kappers
is
dat weer wat moeilijker). Dat kan natuurlijk ook: dat je de werking
van mondkapjes gebruikt om andere risicobeperkende maatregelen op te
heffen, bijvoorbeeld ook die in het theater, de sport of het openbaar
vervoer. Het is volkomen duidelijk dat deze branches niet rendabel
kunnen draaien
in een anderhalve-metereconomie.
Omdat
we niet weten hoe goed kapjes
werken,
moeten we ze
niet
overhaast invoeren.
Zodra je teveel maatregelen opheft, kun je de exponentiële groei van
de epidemie weer terugkrijgen. Door de incubatietijd merk je dat pas
als het al twee weken aan de gang is, en als het zeker twee weken
kost om de groei weer tot stilstand te brengen. De voorzichtigheid
die de regering hanteert is hard nodig. Maar het kan wel in kleine
stapjes: beroep voor beroep, sector voor sector.
Misschien, wie weet, kan dank
zij mondkapjes de economie stukje bij beetje weer worden
aangezwengeld. Het is de moeite waard het te proberen.
Mijn eerder stukken over de coronacrisis:
Reacties
Een reactie posten